Nederlanders zijn in vergelijking met inwoners van andere Europese landen relatief digitaal vaardig. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) beschikte in 2023 83% van de Nederlanders tussen 16 en 75 jaar over ten minste digitale basisvaardigheden. Daarmee is Nederland EU-koploper (Eurostat). Hier staat tegenover dat digitalisering in Nederland relatief vergevorderd is. De gevolgen van het hebben van onvoldoende digitale vaardigheden zijn hierdoor groter.
Hoe handig mensen zijn met internet, software en computers verschilt sterk naar leeftijd en opleidingsniveau. Zo is het percentage Nederlanders met meer dan digitale basisvaardigheden onder 25- tot 45-jarigen ruim twee keer zo hoog als onder 65- tot 75-jarigen, en vier keer zo hoog als onder 75-plussers. Van mensen met een hbo- of universitaire opleiding heeft 70 procent digitale vaardigheden boven het basisniveau. Dit aandeel is ruim twee keer zo groot als onder mensen met ten hoogste een vmbo-diploma (29 procent). Het aandeel mannen met meer dan basisvaardigheden bedraagt 53 procent, tegen 47 procent onder de vrouwen.
Digitale vaardigheden en sociale ongelijkheid
Uit onderzoek van Universiteit Twente blijkt dat digitalisering bestaande ongelijkheid kan versterken. Ouderen, laagopgeleiden, mensen met een lager inkomen, laaggeletterden en in mindere mate vrouwen profiteren minder van de kansen van digitalisering. Zonder ingrijpen kan digitalisering kortom toch al benadeelde mensen verder op achterstand zetten. Daarom is het van belang om te investeren in digitale vaardigheden van deze groepen.
Ook mensen die digitaal vaardig zijn, moeten aan hun digitale vaardigheden (blijven) werken. Digitale technologie verandert immers voortdurend en daarmee veranderen ook de vaardigheden die nodig zijn om te kunnen meekomen in de digitale samenleving. Daarom houden we in de gaten hoe het staat met digitale vaardigheden in Nederland en waar er actie nodig is, onder meer via het DIGCOM-onderzoek van de Universiteit van Amsterdam.