De Wet digitale overheid (Wdo) vormt de basis voor het nieuwe toegangsstelsel, dat de bestaande systemen van DigiD, eHerkenning en eIDAS samenbrengt. Met deze wet wordt een nieuwe, toekomstbestendige basis gelegd voor veilige digitale diensten. Hoe gaat het met de ontwikkeling? En wat is de noodzaak ervan? Pascal Zeelen, programmamanager Stelsel Toegang, en Mark Arts, projectleider implementatie voor het Stelsel Toegang beantwoorden 6 veelgestelde vragen.
Pascal, jij bent gestart toen het eerste deel van de Wdo in werking trad. Hoe kijk jij hierop terug?
Zeelen: “Ik heb de opdracht het nieuwe Stelsel Toegang te realiseren en implementeren. In dat stelsel bundelen we bestaande onderdelen zoals DigiD, eIDAS, eHerkenning en creëren we ruimte om nieuwe elementen op een snelle en eenvoudige manier toe te voegen. Denk daarbij aan voorzieningen rondom machtigen en vertegenwoordigen, maar ook de opname van private inlogmiddelen die in de toekomst kunnen worden erkend.”
“Het doel van de Wdo is ervoor te zorgen dat iedereen veilig en betrouwbaar toegang heeft tot de digitale diensten van de overheid, nu en in de toekomst. We delen steeds meer privégegevens online. Daarom stelt de overheid strengere eisen aan de toegang tot overheidsdienstverlening. Dit doen we door alleen erkende inlogmiddelen met het juiste betrouwbaarheidsniveau toe te staan. Naast publieke inlogmiddelen is er ook ruimte voor erkende private inlogmiddelen. Het toegangsstelsel wordt hierdoor overzichtelijker, dienstverleners hoeven zich maar op één systeem aan te sluiten voor zowel burgers als bedrijven, en breder, met zowel publieke als private middelen. Het nieuwe stelsel lost niet alles op binnen de Wdo, maar is wel een belangrijk onderdeel om de Wdo vorm te geven.”
Het samenvoegen van systemen, hogere betrouwbaarheidsniveaus en mogelijk private partijen erbij betrekken; dat klinkt ingewikkeld. Hoe pakken jullie dat aan?
Zeelen: “Het is inderdaad een complexe klus waar veel partijen bij betrokken zijn. Vorig jaar zijn we begonnen de 3 belangrijkste functies te onderscheiden die het systeem gaat bieden: inloggen voor jezelf, inloggen namens iemand anders en inloggen namens een bedrijf of organisatie. Op basis daarvan hebben we gekeken naar wat er nodig is om deze functies volgens de nieuwe wet te kunnen aanbieden. Parallel aan de ontwikkeling van nieuwe onderdelen – zoals een centraal koppelvlak en een dienst voor ouderlijk gezag en wettelijke vertegenwoordiging – zijn we begonnen met de voorbereidingen voor de implementatie. We doen dit stap voor stap en maken gebruik van onderdelen die al beschikbaar zijn. Dit implementatieplan houdt rekening met de verschillen tussen sectoren en dienstverleners. Zo voorkomen we dat dienstverleners moeten wachten tot alles helemaal af is. Dienstverleners die alvast willen beginnen met voorbereiden, kunnen dat binnenkort doen.”
Wat zijn op dit moment de uitdagingen binnen het traject?
Zeelen: “We zijn nu vooral bezig met het regelen van het machtigen en vertegenwoordigen, en hoe we dat voor iedereen toegankelijk kunnen maken binnen het stelsel. Daar is grote behoefte aan. Het gaat daarbij niet alleen om de techniek, maar ook om ervoor te zorgen dat dienstverleners klaar zijn om het te gebruiken. En andersom, wij moeten een beeld hebben van wat dienstverleners nodig hebben en daar rekening mee houden bij de ontwikkeling.”
“Als het gaat om de implementatie, hebben we met veel verschillende dienstverleners te maken. Iedereen heeft zijn eigen taken, digitale diensten, organisatie en technische infrastructuur. We willen het voor de dienstverleners zo makkelijk mogelijk maken om op het systeem aan te sluiten en ook aangesloten te blijven. Daarbij proberen we een goede balans te vinden tussen uniformiteit en maatwerk.”
Mark, jij bent sinds begin dit jaar betrokken als implementatiemanager van het Toegangsstelsel. Wat houdt jouw werk in?
Arts: “Ik richt me op een brede invoering van het stelsel, zodat het gebruikt wordt zoals we dat voor ogen hebben. Het nieuwe stelsel zorgt ervoor dat burgers en bedrijven veiliger en betrouwbaarder toegang hebben tot digitale diensten van de overheid. En dat het voor dienstverleners zo makkelijk mogelijk is om aan de nieuwe regels te voldoen.”
“Daarom ben ik begonnen met gesprekken met dienstverleners of hun vertegenwoordigers. Hoewel we nog niet precies weten hoe het aansluitproces eruit gaat zien, kunnen we wel al samen verkennen wat er speelt, welke vragen er zijn en waar we meer maatwerk nodig hebben. Uit die gesprekken blijkt dat er veel verschil is: sommige partijen doen veel zelf, anderen schakelen een ICT-leverancier of tussenpersoon in. Iedereen heeft zijn eigen verhaal. Dat bevestigt ons voornemen om een implementatieplan te maken met ruimte voor die verschillen.”
Wat kunnen dienstverleners de komende tijd verwachten?
Arts: “Uit de eerste gesprekken blijkt dat er veel behoefte is aan informatie zodat dienstverleners de impact van het nieuwe stelsel kunnen inschatten. Het implementatieteam gaat daarmee aan de slag. We hebben al een goed beeld van de vragen die er zijn. Waar nodig gaan we opnieuw in gesprek met dienstverleners om dieper op zaken in te gaan. Tegelijkertijd gaan we aan de slag met het beantwoorden van vragen. Sommige vragen zijn specifiek voor bepaalde dienstverleners, maar als de informatie ook voor anderen relevant is, zorgen we ervoor dat die breed beschikbaar komt.”
Hoe blijven lezers op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen rondom het Stelsel Toegang?
Arts: “Actuele informatie en veelgestelde vragen staan op DigitaleOverheid.nl. Daarnaast hebben we periodieke overleggen – waaronder de stuurgroep en stakeholdersoverleg – waar veel dienstverleners en sectoren vertegenwoordigd zijn.”
Voor specifieke vragen kunnen dienstverleners contact opnemen via de mailbox digitale toegang: digitaletoegang@minbzk.nl