We zitten volop in een periode van digitale transformatie. We doen steeds meer online: dingen kopen, betalen, gegevens uitwisselen. Om dat op een veilige en betrouwbare manier te doen, zijn DGOO en RvIG bezig een digitale bronidentiteit te ontwikkelen. Wat dat is en waarom dat belangrijk is, daarover vertellen Wouter Welling, Coördinator Digitale Identiteit (ministerie van BZK, DGOO) en Michiel van der Veen, directeur Innovatie & Ontwikkeling (RvIG).
Waar zijn jullie mee bezig?
Van der Veen: “We zitten middenin een periode van digitale transformatie. Onze identiteit – vastgelegd in de Basisregistratie Personen – is nu nog sterk toegerust op het fysieke domein. Neem de identiteitsplicht: je moet desgevraagd je identiteitskaart, rijbewijs of paspoort kunnen laten zien. En bij een bank vragen ze om je paspoort als je daar een rekening wilt openen. Maar digitaal is die stap nog niet gemaakt. Anders gezegd: hoe ga je om met je identiteit in de digitale wereld? Precies dáár zijn we vanuit DGOO en de RvIG mee bezig.”
“Waarom is dat zo belangrijk?”, vervolgt Van der Veen. “Door de digitalisering gebeurt er steeds meer online. Bijvoorbeeld financiële transacties. Dan moet je erop kunt vertrouwen dat degene met wie je zaken doet, ook echt degene is die hij zegt dat hij is. Als dat vertrouwen er is, dan zorgt dat voor economische groei. Daarbij komt dat iedereen de baas is over zijn of haar eigen identiteit. Je moet zelf kunnen beslissen met wie je jouw persoonlijke gegevens deelt, zoals je naam of rekeningnummer. Of aan wie je iets verstrekt, bijvoorbeeld een diploma bij een sollicitatie. Daarom zijn we nu bezig met het ontwikkelen van een door de overheid uitgegeven en erkende digitale identiteit. Die identiteit noemen we de digitale bronidentiteit en geeft je feitelijk bestaansrecht in de digitale wereld. Daarmee kun je aantonen dat jij echt degene bent die je zegt te zijn’.
Welling: “We zijn dit voorjaar met dit project begonnen, toen staatssecretaris Knops vroeg om een samenhangend verhaal over het onderwerp ‘digitale identiteit’. Maar ook vanwege de maatschappelijke druk. Nu zijn mensen vooral aangewezen op private partijen voor hun digitale identiteit, zoals Google en Facebook. Daarop zijn DGOO, RvIG en Logius aan de slag gegaan om een duidelijke visie op digitale identiteit te ontwikkelen’. ‘Digitale identiteit is iets van en voor alle Nederlanders. Zo’n project kun je dus niet alleen vanuit beleid of alleen vanuit de uitvoering oppakken. Bij RvIG en Logius zit veel uitvoerende kennis en bij onze beleidsdirectie zit vooral beleidsmatige, politieke en juridische kennis. Beide heb je nodig voor zo’n complex onderwerp als dit.”
Hoe verliep de samenwerking?
Welling: “Hard op de inhoud, zacht op de relatie. We merkten gaandeweg steeds meer dat we het goed met elkaar kunnen vinden. Juist als je een goed contact hebt, durf je het tegen elkaar te zeggen als je het
soms met elkaar oneens bent. Dat scheelt veel tijd, stress en gemail. Aan de kant van de uitvoering wordt soms onderschat hoe ingewikkeld het is om wet- of regelgeving aan te passen. En beleidsambtenaren onderschatten nogal eens de ontwikkeling van nieuwe systemen. Door dat te erkennen en vroegtijdig uit te spreken, kun je elkaars expertise op de juiste manier gebruiken.”
Van der Veen: “Het gaat hier om een heel nieuw onderwerp. Het raakt aan veel aspecten en aan belangrijke vragen als: wie mag er beschikken over zo’n digitale bronidentiteit? En ook: hoe ga je om met inclusie? Want je wilt niemand uitsluiten. Verder vraagt het om aanpassingen in wet- en regelgeving. En natuurlijk moet de theorie aansluiten op de praktijk. Daarom moeten beleid en uitvoering wel samenwerken. Zowel bij DGOO als bij RvIG zit een schat aan kennis op dit terrein. Door die kennis te bundelen, wordt het product en de dienstverlening beter. Dan wordt één plus één geen twee, maar drie.”
Alleen ga je sneller, samen kom je verder?
Van der Veen: “Absoluut. Maar samenwerking wordt alleen een succesverhaal dankzij de mensen die het doen. Zonder nauw samen te werken zouden we geen stappen vooruit kunnen zetten. Je moet in dit soort kwesties altijd de kennis van verschillende disciplines bundelen. Want anders stelt de burger over een jaar of drie, vier de vraag: waarom zijn er de afgelopen jaren geen meters gemaakt op dit terrein?”
Welling: “Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik kan als beleidsmedewerker wel een visie hebben op de digitale infrastructuur, maar die visie is zo sterk als het aantal mensen dat die visie onderschrijft. Daarom moet je er wel andere partijen bij betrekken. Je moet jezelf kwetsbaar durven opstellen en respect hebben voor elkaars mening. En je moet ook je eigen tegenspraak organiseren. Ik bedoel: vanuit beleid kun je van alles vinden of willen. Dan kan het juist goed zijn als vanuit de uitvoering wordt gezegd: leuk bedacht, maar dat kan echt niet.”
“Ik heb zelf 3 jaar bij Logius gewerkt. Ik ben er daarom een groot voorstander van dat er veel meer uitwisseling plaatsvindt tussen beleid en uitvoering. Bijvoorbeeld door bij elkaar stage te gaan lopen. Dan begrijp je elkaars wereld veel beter. Eigenlijk zou iedere beleidsmedewerker af en toe een middag moeten werken bij het callcenter van de dienst die hij of zij wil veranderen.”
Waar staan jullie volgend jaar? Wat hebben jullie dan samen gerealiseerd?
Welling: “Ik denk dat we in 2022 een eerste prototype van de digitale bronidentiteit draaiend hebben. Ik merk dat er ook in de maatschappij toenemende aandacht voor dit onderwerp is. In de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen lees ik er steeds vaker iets over.” Van der Veen: “Als het goed is, is dan een aantal basisdingen geregeld, zoals die digitale bronidentiteit. En ook hoe de wet- en regelgeving eruit gaat zien. Dit project is een olievlek die steeds verder uitbreidt. Ik ga ervan uit dat in 2022 jaar de eerste vruchten kunnen plukken van deze samenwerking tussen beleid en uitvoering.”
Over dit artikel
Dit artikel is geschreven door Alex van Kalken (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en werd eerder gepubliceerd op Rijksportaal; het intranet voor de Rijksoverheid.